Frans-Aert Burghgraef is een jonge Nederlandse dirigent die meer en meer zichtbaar wordt op het klassieke podium. Dankzij zijn deelnames aan masterclasses, dirigeerwedstrijden, en zijn jobs als assistent-dirigent voor verscheidene dirigenten, heeft deze enthousiaste jongeman al heel wat relevante ervaring opgedaan, die ervoor heeft gezorgd dat hij niet meer weg te denken is van de Nederlandse én internationale podia. Ik spreek hem in zijn smaakvol ingerichte thuisbasis te Twisk, een adembenemend rustig en charmant dorpje in West-Friesland. Midden tussen de uitgestrekte weilanden, waar alleen de vogels en de wind voor geluid zorgen, en op een boogscheut van het IJsselmeer, studeert en leeft de jonge dirigent die ik zo graag wilde interviewen, omdat ik zijn parcours zo opmerkelijk vind.
![]() |
(c) Merlijn Doomernik |
Je studeerde euphonium, oftewel tenortuba. Vanwaar de stap naar directie? Ik kan mij voorstellen dat orkestdirectie een andere soort van benadering van muziek vraagt, dan bij het studeren van een instrument.
Het is eigenlijk beetje bij beetje gegroeid. Mijn vader is ook dirigent en het is niet zo dat ik als jonge kerel al heel mijn leven zei dat ik dirigent wilde worden. Ik heb er bijvoorbeeld even aan gedacht om leraar Engels te worden. Op een gegeven moment kwam ik terecht in een orkest van zeer goede kwaliteit, en voelde ik hoe mooi ik het vond om samen muziek te maken op een hoog niveau. Ik voelde dat het musiceren in zo een orkest me heel goed afging, dus ik besloot euphonium te gaan studeren aan het conservatorium. In mijn derde jaar euphonium ben ik dan directie gaan studeren, en had ik ook een orkest onder mijn hoede. Na twee jaar kwam ik terecht bij een zeer goed orkest, waar ik echt kon genieten van het perfect afwerken van de stukken die we repeteerden, maar ook van een drankje achteraf met de mensen van het orkest. Ik vond het enorm mooi om zo met een groep mensen te kunnen werken. Ik werd geraakt door het omgaan met de muziek op zo een intense manier, door het vormgeven van de muziek. Zo is eigenlijk mijn liefde voor het dirigeren opengebloeid.
Als beginnend dirigent ben je al heel snel masterclasses gaan volgen bij de “grote dirigenten” van onze tijd: Bernard Haitink, Edo de Waart, om er maar enkelen te noemen. Word je als jonge muzikant gevraagd om aan masterclasses deel te nemen? Of dien je meestal zelf een kandidatuur in? Hoe gaat dat in zijn werk?
Als je masterclasses volgt bij de “grote namen”, dan vergeten mensen vaak dat daar een heel parcours aan vooraf gaat. Op internet kan je heel veel masterclasses terugvinden, en voor een heel aantal daarvan kan je, na het betalen van je inschrijvingsgeld, deelnemen. Bij andere masterclasses is er wel een vorm van selectie. Ik heb op een gegeven moment een goede video kunnen opnemen tijdens een masterclass bij Michail Jurowski. Bij Edo de Waart ben ik terechtgekomen nadat ik een goede video had kunnen opnemen in een Russische masterclass, enzovoort. Door het deelnemen aan de masterclasses geraken orkesten vaak ook meer geïnteresseerd, en zo gaat de bal aan het rollen. Het belangrijkste aan masterclasses is dat je van vaak zeer ervaren dirigenten in de aanwezigheid van een live-orkest direct heel wat tips and tricks meekrijgt. De gesprekken met de musici uit het orkest zijn ongelooflijk waardevol. En sommige dingen die bepaalde dirigenten tegen mij gezegd hebben zullen me voor het leven bijblijven.
Trouwens, wat er ontstaat bij het samen musiceren vind ik ongelooflijk boeiend! Dirigeren is een combinatie van factoren, het gaat erover een balans te zoeken tussen je hoofd en je hart. Het gaat erover om te zien wat je kan zeggen op welk moment, om de balans niet te verstoren. Het is ook een kunst om te leren doorgronden bij het repeteren wat aandacht verdient, en wat een orkest zélf kan oplossen. Je moet ook goed leren aanvoelen wat werkt op het moment van de repetitie: moeten we veel doorspelen? Of iets echt grondig afwerken?
Dat is net wat me moeilijk lijkt aan de eerste ontmoetingen met een nieuw orkest: je komt binnen, je stelt jezelf voor, en je wordt voor de leeuwen geworpen. Hoe pak jij dat aan?
Meestal word ik voorgesteld aan het orkest door iemand van het orkestbestuur, en daarna denk ik dat het de kunst is om niet teveel te praten, maar vooral de muziek te laten spreken. Zoals ik al vermeld heb, is het de bedoeling om een zekere balans te vinden, en dat gaat met het ene orkest al wat sneller dan met het andere. Omdat de muziek centraal staat, probeer ik dus meestal in het begin mezelf te onthouden van te veel gepraat en correcties, om beter te kunnen voelen welk vlees ik in de kuip heb. Het is een zoektocht, naar wat het orkest wil, en wat ik eigenlijk zelf wil. Te veel praten in het begin is nooit goed.
Je spreekt hier over het “begin”, maar ik hoor vaak vertellen dat er voor een gemiddeld symfonisch concert slechts drie repetitiemomenten zijn ingelast. De tijd tussen “begin” en “einde” is dus eigenlijk zeer kort. Is het mogelijk om op die korte tijd, soms slechts twee dagen voor het concert, te bereiken wat je wil bereiken?
Soms zijn er zelfs maar twee repetities! En soms vier, maar dat dan is pure luxe. Ikzelf verkies echter een korte repetitieperiode, en vind het zelfs soms echt goed dat er wat te weinig tijd is. Het maakt me aandachtiger, scherper. Als je met goede musici werkt, en die zitten er in de meeste orkesten waarmee ik samenwerk, dan word je gedwongen door een gebrek aan tijd om veel door te spelen, niet te lang te haperen, maar vooral te focussen op de muziek zelf. Iedereen moet het gevoel hebben dat hij of zij goed moet opletten, en al bij al moet de magie gebeuren op het moment van het concert zelf. Het concert blijft het belangrijkste moment waar je naartoe werkt. Op een concert voel ik me vaak erg vrij, en het vertrouwen dat ik heb opgebouwd tijdens de repetities, straalt zich dan af op het eindresultaat. Orkesten volgen vaak erg goed, en ik kan tijdens een concert vaak nieuwe accenten leggen door mijn handen te gebruiken, en die accenten, daar hoef je niet altijd voor te repeteren, die gebeuren gewoon op het moment zelf. Je hebt dus altijd wel repetitietijd nodig, maar liefst niet te veel.
Iets waar je niet voor kan repeteren, is de dirigeerwedstrijd in Taipei waaraan je deelnam in 2015. In België zijn we erg vertrouwd met bijvoorbeeld de Koningin Elisabethwedstrijd, maar dat er dirigeerwedstrijden bestaan wist ik voor ik op je website keek eigenlijk niet. Kunnen we een zangwedstrijd, bijvoorbeeld, vergelijken met een dirigeerwedstrijd?
Het verschil met de meeste zangwedstrijden is dat als je inschrijft voor een dirigeerwedstrijd, je een volledig opgelegd programma krijgt per ronde. Het leuke aan zo een wedstrijd is dat er enerzijds de muziek is, en anderzijds het competitieve aspect: het is spannend, en dat trekt mensen aan! Vanaf de latere rondes is er ook publiek aanwezig bij de wedstrijd en dat geeft ook nog eens een extra dimensie aan het geheel. Wat wel verschillend is met andere muziekwedstrijden, is het feit dat je in de eerste rondes vaak maar een erg beperkte tijd hebt om je te bewijzen, vaak heb je slechts tien minuten. Vijftien minuten is zelfs al lang, in de eerste rondes. Het is voor mij een uitdaging om te proberen in het moment te zijn, proberen contact te maken met de muzikanten, en niet te vertrekken vanuit het idee dat ik moet overdrijven, of alles uit het orkest moet halen wat erin zit! Daarvoor zijn die tien minuten veel te kort.
Worden er grote dirigeerwedstrijden in de Lage Landen georganiseerd?
Voor zover ik weet zijn er in Nederland momenteel niet echt dirigeerwedstrijden, maar in landen zoals Frankrijk zijn er wel belangrijke wedstrijden, bijvoorbeeld in Besançon. In Londen is er de prestigieuze Donatella Flickwedstrijd, georganiseerd door het London Symphony Orchestra. In Denemarken is er de Malko Competition.
Je won de eerste prijs in Taipei, waarvoor proficiat! Opent die prijs deuren?
Jazeker! Zo een prijs opent wel deuren. Het is vooral de jury die je daar ziet en die je leert kennen, die zorgt voor goede contacten en stevige relaties met nieuwe orkesten. Zo ben ik ondertussen al eens teruggegaan naar Taïwan om daar een concert te dirigeren. Door deze wedstrijd te winnen, kon ik weer iets extra op mijn cv plaatsen, waardoor ik stap voor stap verder kon werken aan mijn loopbaan. “Een wedstrijd winnen” wil echter niet zeggen dat je op je lauweren kan rusten. Het blijft nodig om te investeren in contacten met mensen.
Mijn belangrijkste ontwikkelperiode bevindt zich eigenlijk in de afgelopen drie jaar, waarin ik assistent-dirigent was bij het Radio Filharmonisch Orkest, waar ik dus heel veel verschillende dirigenten heb gezien. De hele periode bij het Radio Filharmonisch Orkest is bij mij echt goud waard geweest, want zo heb ik echt van binnenuit kunnen zien en leren hoe een orkest van te werk gaat, hoe de verschillende dirigenten de zaken aanpakken, en welke dingen er al dan niet werken. Ik heb ook kunnen leren uit mijn eigen ervaringen. Wat spreekt me aan? Wat spreekt me minder aan?
Wat zijn eigenlijk je taken als assistent-dirigent?
In de eerste plaats ben je een extra oor voor de dirigent die je assisteert. Je zit meestal in de zaal tijdens repetities, op enkele meters van het orkest. Je noteert alles wat je hoort, en je spreekt veel met mensen uit het orkest om bepaalde aanwijzingen en details te bespreken. Je bespreekt natuurlijk ook heel veel met de dirigent die voor het orkest staat. Je dirigeert ook concerten met het orkest. Zo heb ik onlangs de zesde symfonie van de onlangs overleden Hans Kox opgenomen met het Radio Filharmonisch Orkest. Als je een dirigent in de opera assisteert, dirigeer je ook de banda’s, dat zijn muzikanten die achter de schermen muziek spelen, maar dus niet te zien zijn op de scène. Ook in bijvoorbeeld de Alpensymfonie zit een banda verwerkt. Je staat dan in verbinding met de dirigent in de zaal via een camera. In het begin was het even wennen om dit te doen, maar ook dat wordt een gewoonte.
Het assistent-zijn is enorm leerrijk, en het is vooral een platform voor de begeleiding van jonge dirigenten. Het leuke is dat je enorm veel mensen leert kennen, en je legt nieuwe contacten voor toekomstige producties en projecten.
Over verschillende dirigenten gesproken: er zijn dirigenten die ik liever bezig zie dan anderen, en dan heb ik het over hun lichaamstaal, of manier van bewegen. Wat is “dirigeren” nu eigenlijk, hoe kan je het woord “dirigeren” uitleggen?
Het systeem van “dirigeren” zou iedereen die je van straat plukt kunnen leren. Je kan iedereen aanleren om een goede vierkwartsmaat te slaan. Maar wat een goede dirigent onderscheidt van een minder goeie dirigent, is dat hij of zij op een punt komt tijdens het concert waarbij duidelijk is dat de dirigent en het orkest mekaar op een hoger level begrijpen. Als dirigent zoek je naar dat moment waarin je als publiek of orkestlid alleen nog met de muziek bezig bent, dat er niets meer bestaat dan in dat moment te “zijn”, een cocon van alleen maar muziek. Dat is waar je het als musicus voor doet.
Ik las ook dat je bezig bent geweest met een project voor het stimuleren van jong talent aan het Conservatorium in Den Haag. Ikzelf hecht enorm veel belang aan de begeleiding van jonge muzikanten. Hoe heb jij je ingezet voor dit project?
Het was een project waarbij jonge muzikanten uit conservatoria in heel Europa samenkwamen voor het uitvoeren van een werk. Het project werd van nabij gevolgd door Prinses Beatrix, die mee het belang van dit project ondersteunde. Wat enorm fijn was, was dat de jongeren heel open waren voor samenwerking en ongeremd enthousiasme. Die openheid vind ik enorm belangrijk! Ik ben blij te kunnen aantonen met zo een project dat investeren in de jeugd erg nodig is, en dat niet alleen de topmusici van bijvoorbeeld overheidssubsidies moeten kunnen genieten.
Ik zou graag weten of bepaalde componisten “moeilijker” te dirigeren vallen dan anderen. Hedendaagse werken lijken me vaak erg moeilijk om te dirigeren, terwijl voor het grote publiek een symfonie van Beethoven “eenvoudiger” lijkt. Is dat ook zo?
Eigenlijk is dit heel dubbel. Een hedendaags werk klinkt vaak veel complexer dan het is, maar in alle complexiteit die aanwezig is, bijvoorbeeld in de vele maatwisselingen die aanwezig kunnen zijn, horen mensen vaak niet als er hier en daar al eens een detail misloopt. Zelfs mensen die het stuk kennen gaan het misschien niet opmerken. Anderzijds kan een “Mozart” die eenvoudig lijkt, vaak voor meer problemen zorgen als er iets fout loopt in de uitvoering. Een themaatje dat iedereen kent, en waarin een foutje sluipt, kan voor verwarring zorgen bij het publiek. Bij sommige componisten en werken heb je wel direct het gevoel dat je weet als dirigent welke richting je uit wilt. Bij anderen is dat minder snel duidelijk.
Nog zoiets wat me als liefhebber interesseert. In een pianoconcerto of een vioolconcerto bijvoorbeeld: wie volgt wie? Volgt de dirigent de solist, of omgekeerd?
Laten we ervan uitgaan dat in het beste geval de solist een klik heeft met jezelf als dirigent, en dat je mekaar kan vertrouwen. Als dirigent moet je eigenlijk steeds een beetje “voorspellen”, zodat de solist helemaal vrij zijn werk kan doen. Zo is het ook met het dirigeren van een opera, of zangers in het algemeen. Eigenlijk doe je ook dit weer “samen”. In het begin moet je altijd wat aan mekaar wennen, maar daarvoor dient het repetitieproces, en tijdens het concert probeer je als dirigent de solist zoveel mogelijk ruimte en vrijheid te geven. In het mooiste geval beleef je de muziek samen en is het ook een sport om die zo goed mogelijk te begeleiden. Daar kan ik enorm van genieten!
Dirigeer je het liefst met of zonder dirigeerstokje?
Dat is een heel proces. Ik heb een poos het gevoel gehad dat ik meer voeling had met het orkest wanneer ik zonder stokje dirigeerde. Ik had dan het gevoel alsof ik de muziek kon “boetseren”. Maar bij sommige heel ritmische stukken is het leuker om kleinere bewegingen te kunnen maken met een stokje. De beslissing om te dirigeren met of zonder stokje is vaak heel gevoelsmatig, en soms verander ik tijdens de repetities van gedachte. Het orkest merkt vaak niet echt het verschil. In de concertzaal echter, is een stokje voor de musici wel vaker iets zichtbaarder.
Ik ga niet vragen naar je favoriete componist, maar ik zou wel willen weten welke cd er op dit moment in je cd-speler steekt.
(lacht luid) Ik heb geen cd-speler!
OK, dan. Spotify dan maar!
Spotify is zo handig omdat je heel veel dingen kan opzoeken, en alles wat ik luister doe ik via Spotify. Ik heb nu net geluisterd naar Blauwbaards Burcht van Bartók, omdat ik het werk niet zo goed kende, en het heeft me direct enorm geraakt. Zo is er ook “Nachtlied” van Max Reger. Het duurt maar drie minuten, maar het is zo mooi! En als laatste is er Pavarotti met "E lucevan le stelle" uit Puccini’s Tosca, waarvan ik de tranen in mijn ogen kreeg.
Hoe komt het dat dirigenten vaak veel langer het podium blijven opzoeken dan andere muzikanten? Er zijn gevallen bekend van dirigenten die tot dik in de 90 blijven optreden.
De job van dirigent is uiteraard minder belastend dan mensen die een instrument bespelen, dat is sowieso fysiek zwaar en op een bepaald moment kan je niet meer met hetzelfde gemak spelen als vroeger. Bij zangers is het ook zo dat hun stem op een gegeven moment gaat veranderen, ouder wordt. Dirigenten stoten vaak minder snel op lichamelijke ongemakken dan mensen die een instrument bespelen. En ooit zei iemand : dirigeren begint op je 50ste, maar dan wel met 30 jaar ervaring. Hoe ouder je wordt, hoe minder het dirigeren om jezelf gaat: je onzekerheden gaan verdwijnen, je visie evolueert, en je kan je natuurlijk ook geen leven zonder muziek inbeelden! Ik ben natuurlijk nog niet heel oud dus ik kan me er momenteel nog niet heel veel bij voorstellen hoe het zou zijn als ik 80 ben.
Geen probleem, als je 80 wordt doen we opnieuw een interview, en blikken we terug op je carrière!
Heel goed idee! (lacht)
Een veelgestelde vraag, maar waarop ik het antwoord ook wel wil kennen, is de volgende: waar zie je jezelf binnen tien jaar?
Binnen tien jaar zou ik wel graag ergens een vaste positie hebben bij een orkest. Ik zou ook veel meer projecten in het buitenland willen verwezenlijken. Dit komt steeds iets meer, dus dat is zeker al leuk. Ik trek weer naar Spanje met het Orquestra Sinfonica de Galicia, ik werk samen met Sinfonie Orchester Luzern, en ik wil natuurlijk ook blijven verder werken met alle orkesten in Nederland. Ik kijk er naar uit om weer heel veel nieuwe ervaringen op te doen!
En we gaan je zien op de Belgische podia, mag ik hopen?
In België, uiteraard!
Gelukkig! We zullen je met open armen ontvangen!
Een laatste maar toch wel prangende vraag: heb je nooit schrik gehad om van de trap te vallen in het Concertgebouw (Amsterdam)?
Het was voor mij altijd een droom om van die trap te mogen stappen! Ik geef wel toe dat ik de trap eerst ben gaan uittesten, maar tot nu toe zijn er geen ongevallen gebeurd! (lacht)
Amsterdam is toch echt wel gezegend met een concertzaal van zo een grote kwaliteit!
Wees maar zeker, en beeld je in dat deze zaal vroeger midden in de weilanden stond. Wist je trouwens dat bij het renoveren van de zaal het pleisterwerk is onderzocht op samenstelling, zodat men zeker dezelfde formule kon gebruiken bij het herschilderen in de angst dat er anders veranderingen zouden optreden in de akoestiek van het Concertgebouw? Trouwens, als men er teveel stof afdoet, verandert de akoestiek! Ik vind deze zaal ongelooflijk, want vanaf je er binnentreedt, bevind je je in een andere wereld.
Wat een mooi einde van dit gesprek, Frans-Aert. We hopen je nog vaak van de trap te zien komen, in dit Walhalla van de melomanen, en in nog vele andere zalen in de wereld. Succes!
Reacties
Een reactie posten