De middag voor zijn concert in de Koningin Elisabethzaal, georganiseerd door COFENA, had ik de unieke gelegenheid om Andreas Brantelid, de Deens-Zweedse cellist die wereldwijde faam vergaart, te interviewen. Wat volgde was een heel aangenaam gesprek met een man die muziek in- en uitademt.
![]() |
(c) Ida Wang |
Ik zag je een aantal jaren geleden in Amsterdam met het celloconcerto van Dvořák, een van de grote en meest gespeelde celloconcerti, met een groot orkest. Anderzijds valt het heel erg op dat je een enorme liefde voor kamermuziek koestert. Wat is voor jou het grootste verschil tussen deze twee verschillende vormen van muziek maken? Voel je je anders op het podium bij een concerto met orkest, dan bij kamermuziek?
Ik denk dat het voor de hand ligt dat deze twee muziekvormen een iets andere muzikale insteek vragen, maar of ik me anders “voel” op een podium bij kamermuziek dan bij een optreden met orkest? Neen, niet echt. Waar het eigenlijk om draait, is bij deze twee vormen hetzelfde. Het draait steeds om muziek maken, een boodschap brengen naar het publiek, een band proberen opbouwen met het publiek, en de andere muzikanten. Wat ik ook wel vind, is dat een goede uitvoering van een concerto alle kwaliteiten moet hebben die een kamermuziekconcert biedt aan het publiek. Er blijft een hele grote interactie nodig tussen alle muzikanten, en bij een concerto is het niet zo dat iedereen zomaar moet luisteren en de solist zomaar moet volgen. Er moet een goede conversatie aan de gang blijven tussen de verschillende muzikanten op het podium. Natuurlijk zit een concerto anders in elkaar dan kamermuziek, waar melodieën meer uitgespreid worden, maar al bij al is mijn mening dat het gevoel bij zowel kamermuziek als een optreden met orkest ongeveer hetzelfde zou moeten zijn.
Is het moeilijk om aan te passen aan telkens andere orkesten, andere dirigenten? Ik neem aan dat elke solist zijn eigen visie heeft op bepaalde werken, maar dat dirigenten en ook orkesten ondertussen ook hun eigen visie hebben ontwikkeld. Is het niet lastig om telkens te moeten aanpassen aan mekaar, in een vaak erg korte periode?
Dat maakt het juist interessant! Het moet elke keer anders zijn! Er is trouwens een grote verscheidenheid in solistische werken. Neem nu Don Quixote, van Strauss, dat is echt een orkestraal werk met een cellosolo om van te smullen. Maar het is iets helemaal anders dan bijvoorbeeld een Haydnconcerto en zo word je wel verplicht om elke keer anders naar muziek te kijken, en de samenwerking met verschillende mensen maakt dat alleen maar interessanter!
Als ik wat opzoek over je carrière, je werk, wordt er veel gesproken over het instrument waarop je speelt bij concerten. Kan je daar wat meer over vertellen?
(veert recht) Oh natuurlijk! Het instrument dat ik bespeel is een Stradivari uit 1707. Wat speciaal is aan de geschiedenis van dit instrument is dat het eigenlijk in de loop der eeuwen heel weinig bespeeld werd. Het zat voor lange periodes in collecties van verschillende verzamelaars. Als ik het goed voorheb zijn er slechts twee mensen voor mij die het instrument bespeelden! Voor ik het instrument in handen kreeg, werd er niet meer op gespeeld voor tachtig jaar! Ongelooflijk! Wat ik wel weet is dat het instrument in het begin van de vorige eeuw werd bespeeld in het orkest van de Scala in Milaan, door de toenmalige eerste cellist. En weet je wat? Op deze cello gingen waarschijnlijk de cellosonates van Brahms in première! Deze specifieke cello kwam via een Noorse collector bij Truls Mørk terecht, en zo is ze uiteindelijk bij mij beland. Ik ben er ongelooflijk blij mee!
Doet het iets met een instrument, als het al 80 jaar niet bespeeld is?
Natuurlijk! Hout is een soort levend materiaal, het reageert wanneer het niet de vibraties krijgt die het gewend is, en het reageert ook als je er op speelt. Het wordt na een tijd ook je ‘eigen’ instrument. Ook met je instrument creëer je een band. Het is trouwens gek om te zien hoe mensen door een bepaalde eigen techniek verschillende instrumenten toch ‘hetzelfde’ of toch op zijn minst heel gelijkaardig kunnen doen klinken. Elk instrument is ook een heel apart iets. Er is veel fascinatie voor oudere instrumenten omdat ze iets gevoeliger zijn dan hedendaagse instrumenten, maar in alle eerlijkheid: er zijn ook oude instrumenten die niet goed klinken, zelfs wanneer ze bespeeld worden door de grootmeesters.
Wauw, indrukwekkend! Speel je altijd op deze cello, of heb je er thuis verschillende klaarliggen?
Oh! Ik heb er verschillende, een dure hobby is het (lacht luid). Ik heb er zelfs eentje met darmsnaren. Op die cello heb ik onlangs de Haydnconcerto’s opgenomen. Het is zo dat ik wel heel voorzichtig ben met de Stradivari. Soms geef ik het instrument een kleine pauze, als ik weet dat ik bijvoorbeeld naar een hele vochtige, of net heel droge omgeving ga.
Ben je dan niet bang wanneer je aan het reizen bent, bijvoorbeeld, dat je instrument gestolen wordt, of dat het beschadigd geraakt? Je bent wel op stap met een instrument waar bepaalde verzamelaars een paar miljoen voor over hebben.
Nee! Je went daar echt aan. Het is als een baby die je moet verzorgen. Je zorgt ervoor als een gek. Ik ben eigenlijk nooit ongerust. Het is ook gewoon zo dat instrumenten gemaakt zijn om op te spelen, dus dat doe ik dan ook met heel veel zorg en plezier!
Laat het ons ook even hebben over je opnames! Ik ontdekte jouw opname met werken van Myaskovsky en Glazunov. Voor mij zijn dit twee totaal onbekende componisten, maar wat een kwaliteit! Is het muziek die vaak gespeeld wordt onder cellisten?
Ik denk dat de muziek zeker meer gespeeld wordt in Rusland dan in West-Europa. Het zijn in elk geval componisten die gerust wat meer in de picture gezet mogen worden. Ik ben blij dat de opname je bevalt!
En hoe ben je bij deze componisten terechtgekomen? Ga je snuisteren in bibliotheken?
Ja ik ga wel heel bewust op zoek naar nieuwe dingen! Ik ga niet naar de bibliotheek maar ik koop heel veel nieuwe bladmuziek, en zo heb ik ondertussen mijn eigen bibliotheek! Ik heb stapels en stapels partituren liggen die ik nog nooit gespeeld heb, maar ik hou er zo van om dingen uit te testen. Zo is het ook gegaan met de Myaskovsky en Glazunov. Desondanks het feit dat deze muziek geschreven is in een eerder conservatieve stijl, is het wel muziek die beklijft en aanspreekt. Het klinkt als muziek die véél vroeger geschreven zou kunnen zijn, maar toch heeft deze muziek iets heel origineel. Deze composities hebben echt een eigen ‘smaak’, die moeilijk na te bootsen valt. Soms krijgt deze opname de kritiek van “Rachmaninov light” te zijn, maar ik ben daar eigenlijk niet mee akkoord. Natuurlijk zijn er de “grote” componisten die bijna revolutionair waren en nieuwe stijlen gingen ‘creëren’ om het zo te zeggen, maar er zijn veel andere componisten die nooit zo bekend zijn geworden en zelfs bijna vergeten worden, maar dat zijn de componisten waarin ik mij ook heel erg kan interesseren.
Nieuwe dingen ontdekken is bijgevolg voor mij echt een drijfveer. Als solist word je heel vaak gevraagd om dingen te spelen die je al honderden keren hebt gespeeld voordien. Zeker voor cello is dat het geval, want er zijn niet erg veel superbekende celloconcerti. Ik denk dat er een tiental zijn. Ik speel die heel vaak, en dan is het voor mij eens zo boeiend om ook eens nieuwe dingen te ontdekken. Dat brengt me heel vaak bij kamermuziek. Ik hou er trouwens enorm van om opnames te maken. Het is voor mij als een interne klok. Het drijft me echt!
Wat zal je volgende opname zijn? Kan je daar iets over kwijt?
Natuurlijk, in de lockdowns heb ik enorm veel nieuwe dingen geleerd, bestudeerd, en heb ik heel wat dingen opgenomen. Ik heb drie cd’s opgenomen gedurende de lockdowns en we zijn nu bezig met de bewerking, dus, stay tuned! (lacht)
Je bent ook artistiek directeur van het Stavanger festival in Noorwegen. Dat lijkt me een zeer boeiende functie.
Ja! Het is echt een enorm voorrecht dat ik deze functie op mij kan nemen, als artistiek directeur ben ik verantwoordelijk voor de programmatie van het festival. Het is enorm leuk om zelf een heel programma te kunnen samenstellen om zo jaarlijks een prachtig festival te kunnen organiseren in augustus. We hebben rond de 20 concerten per jaar. Ik voel me echt als een kind in een snoepwinkel, ik blijf artiesten programmeren tot men me tegenhoudt en het budget op is (lacht).
Wat zijn je volgende projecten?
Morgen ga ik luiers vervangen (lacht luid). Ik heb thuis kleine kinderen rondlopen! Morgen ga ik dus naar huis, om mijn partituren op te halen en ga ik ook lesgeven in Malmö, en er staan wat kamermuziekprojecten op het programma.
Wel, Andreas, dan wens ik je heel veel succes met het verversen van de luiers, en uiteraard ook met al jouw muzikale projecten! Bedankt voor dit interview en hopelijk zien we je snel terug hier in Antwerpen!
Reacties
Een reactie posten