Voor de pauze speelt het Nationaal orkest Ravel en Franck. Le tombeau de Couperin van Ravel, een werk dat op zich wel interessant is maar dat door de machinale uitvoering van het orkest niet veel body heeft op een concertpodium vlak voor een concerto van zo een kaliber, wekt niet erg veel interesse op. Le chasseur maudit van César Franck, daarentegen, wordt goed uitgevoerd en vult de zaal met magie. Dankzij de geniale partituur, die als inspiratie het verhaal heeft van een jager die aan zijn zondagsplicht verzaakt en gedoemd is om eeuwig rond te dolen als gekwelde geest, wordt het publiek opgewarmd voor de plat de résistance van de avond, de Brahms.
Lugansky bewijst in dit concerto dat het mogelijk is om contact te maken met het publiek, dat met ingehouden adem luistert naar een schitterende en bij momenten ijzingwekkend snelle uitvoering van het Brahms concerto. Lugansky legt in de drie delen van het stuk zoveel van zichzelf, dat het orkest niet anders kan dan geconcentreerd spelen. Boreyko zorgt mee voor een mooie symbiose. In de cadenzen wordt duidelijk hoe begenadigd Lugansky is.
Een unieke belevenis om te koesteren!
Reacties
Een reactie posten